Voordeel

Nadeel

I/S

Wmo persoonsgebonden budget - totaal

Het voordeel wordt met name veroorzaakt door:

Begeleiding

Hulp bij huishouden

Totaal

Te hoog vastgesteld bedrag in de begroting

482.000

27.000

509.000

Onderbesteding individuele budgetten

110.000

14.000

124.000

Afrekening budgetten 2015 SVB

105.000

9.000

114.000

Totaal

697.000

50.000

747.000

De ruime budgettering bij aanvang van de decentralisaties was gebaseerd op historische cijfers vanuit de AWBZ. Vanaf 2015 zijn de indicaties voor begeleiding vast gesteld op basis van gemeentelijke beleid.

747.000

I

Leefvoorzieningen
Het voordeel op de post leefvoorzieningen komt geheel voor rekening van het onderdeel rolstoelen. Een verklaring hiervoor is een geringer aantal voorzieningen. Het aantal uitstaande rolstoelvoorzieningen is ten opzichte van 2015 afgenomen. Tevens zijn minder nieuwe elektrische rolstoelen verstrekt zijn.

226.000

I

Sinds het ingaan van het nieuwe contract vervoersvoorziening (november 2015) wordt ook onderhoud betaald voor voorzieningen in depot, daarvoor niet. We stellen vast dat ten opzichte van 2015 het aantal uitstaande scootmobielen is toegenomen.

Gemelde voor- en nadelen zijn incidenteel omdat het hier gaat om een vraagafhankelijk budget. Het gaat dus eigenlijk om een open eind regeling.

77.000

I

Woonvoorzieningen

De kosten van woningaanpassingen zijn lager dan begroot. Voor 2016 geldt dat de kosten van vooral de grote woningaanpassingen, losse woonunits en trapliften zijn gedaald met ruim  € 95.000 ten opzichte van 2015. Ook in 2014 en 2015 was sprake van een onderbesteding.
Het budget is niet gebaseerd op aantallen te verwachten voorzieningen, maar op historische cijfers. Het is een vraagafhankelijk budget, waardoor jaarlijks grote schommelingen kunnen optreden in de bestedingen.

234.000

I

Maatwerkvoorzieningen in  natura

Door het budgetneutraal ramen is het begrote bedrag voor voorzieningen WMO begeleiding gebaseerd op het restant van de verkregen middelen van het Rijk voor de decentralisatie budgetten. In 2017 kunnen we ons baseren op 2 historische jaren en zullen de budgetten hierop worden aangepast.

In het overschot is een resultaat komende uit 2015 opgenomen, zijnde € 46.000. De kosten in de jaarrekening 2015 waren mede gebaseerd op voorlopige productverantwoordingen van aanbieders omdat nog niet alle facturen waren ontvangen. Het restant van het overschot € 235.000 is toe te rekenen aan 2016.

De kosten zijn in 2016 ten opzichte van 2015 licht gestegen. De stijging komt grotendeels voor rekening van de OVA indexering.
In de overeenkomst 2016 met de aanbieders van regionaal gecontracteerde is overeengekomen dat zij worden gecompenseerd voor de OVA indexering (Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling) voor zover dit in de CAO is opgenomen. In 2016 bedraagt deze index 1,74%. Hiervoor is een bedrag van € 36.000 opgenomen.

281.000

I

De huishoudelijke hulp toelage

Het rijk heeft in 2015 en 2016  middelen beschikbaar gesteld voor het stimuleren van de vraag naar huishoudelijke hulp, om zoveel mogelijk volwaardige werkgelegenheid te behouden. Voor 2016 was dit oorspronkelijk een bedrag van € 184.000 dat later in de meicirculaire 2016  vanuit het rijk nog eens opgehoogd is met € 139.000 tot in totaal € 323.000. Zonder die extra bijdrage in de meicirculaire was in 2016 een overschrijding van 20.000 ontstaan.
Ten aanzien van dit voordeel  zal een voorstel tot resultaatbestemming ingediend worden.

118.000

I

Wmo eigen bijdragen
De opbrengst van de eigen bijdragen in 2015 valt lager uit dan begroot. Bij de decentralisaties is de opbrengst voor de nieuwe doelgroep verhoogd met € 185.400. Uit de cijfers over 2015 en 2016 blijkt dat bij de verdeling van de budgetten binnen het sociale domein de opbrengst te hoog is ingeschat. De voorlopige opbrengst valt ten opzichte van 2015 € 50.000 lager uit. De definitieve opbrengst van de eigen bijdragen 2016 wordt eind eerste kwartaal van 2017 duidelijk.

181.000

S

Wmo uitvoeringskosten
De uitvoeringskosten Wmo zijn incidenteel lager dan begroot. Dit is
onder andere het gevolg van een ontvangen vergoeding voor deelname aan de regresovereenkomst Wmo 2016. Het regresrecht stelt gemeenten in staat om de kosten voor Wmo-voorzieningen te verhalen op een derde bij wettelijke aansprakelijkheid voor een ongeval dat tot de beperkingen heeft geleid. De vergoeding bestaat uit een afkoopsom per inwoner. In 2016 stonden daar geen kosten tegenover.

82.000

I

Het bedrag dat is begroot voor het Mantelzorgcompliment 2015 was gebaseerd op gegevens van de SVB namelijk dat Lingewaard toen 964 mantelzorgers kende.
In 2015 zijn er 389 aanvragen gedaan. In 2016 is dit al gegroeid naar 536. Het compliment raakt steeds beter bekend.

72.000

I

In 2015 is regionaal afgesproken dat iedere gemeente 3% reserveert voor innovatie. Dit is te verdelen in 50% regionale projecten en 50% lokale projecten.
Het instrument van de innovatiesubsidies is lokaal en regionaal nog in ontwikkeling. Lokaalkonden subsidies op grond van onze eigen regels maar voor een jaar worden toegekend. Dit bleek niet altijd een goede keuze. De subsidieregels zijn daarop aangepast. Er resteren nog lokale middelen uit 2016, maar deze zullen met de eerste tussentijdse rapportage vanuit de reserve worden gevraagd om alsnog voor verlenging van een tweetal projecten te kunnen toekennen. Deze projecten zijn succesvol verlopen maar vragen wat meer tijd om optimale resultaten te laten zien.

De regionalemiddelen zijn in de eerste tranche ingezet maar niet tot volle tevredenheid van onze gemeente. Wij hebben zelfstandig gezocht naar nieuwe wegen om goede resultaten voor Lingewaard te realiseren. Hieruit is de inzet voortgekomen van een gedragdeskundige bij de Lingewaardse huisartsen. Deze stap is ook door andere gemeenten in de regio gezet maar is geen gezamenlijk regionaal project.

74.000

I

Cliëntondersteuning
In 2016 is 70% van het budget ingezet voor MEE Gelderse Poort en is 30% overgehouden. Het ontwikkelen van beleid voor cliëntondersteuning om deze resterende middelen in te zetten is uitgesteld. Dit beleid moet afgestemd zijn op de doelen van het beleidsplan Sociaal Domein. Het beleidsplan is in december 2016 vastgesteld. Zoals bekend worden de uitvoeringsplannen in 2017 geformuleerd. Hierin krijgt het beleid voor alternatieven vormen van onafhankelijke cliëntondersteuning een plek. Deze middelen zullen in dat kader en in het kader van preventie: de versterking 0e en 1e lijn ingezet.  Hierdoor worden vanaf 2017 de middelen volledig benut.

102.000

I